nederlands

Dutch is a West Germanic language.

gender and articles

  • singular masculine and feminine nouns use de
  • singular neuter nouns use het
  • plural nouns always use de

pronouns

Iik
you (singular)jij (je)
you (formal)u
you (plural)jullie
he/she/ithij/zij (ze)/het
wewij (we)
theyzij (ze)

verb conjugation

  • drinken - to drink
pronounconjugationexample
ikstemIk drink (I drink)
jijstem + tJij drinkt (You drink)
hij/zij/hetstem + tZij drinkt (She drinks)
ustem + tU drinkt (You drink)
wijinfinitiveWij drinken (We drink)
jullieinfinitiveJullie drinken (You drink)
zijinfinitiveZij drinken (They drink)

irregular verbs

There are 6 verbs that are completely irregular:

  • hebben - to have
  • kunnen - can
  • mogen - may
  • willen - to want
  • zijn - to be
  • zullen - shall
hebbenzijn
ik hebik ben
jij hebtjij bent
u hebt/u heeftu bent
hij/zij/het heefthij/zij/het is
wij hebbenwij zijn
jullie hebbenjullie zijn
zij hebbenzij zijn

greet

  • goedemorgen - good morning
  • goedemiddag - good afternoon
  • goedenavond - good evening
  • goedenacht - good night
  • goedendag - good day